28-8-1661: Jantje de Bruijn, huisvrouw van Cornelis Willemsz vanden Parck, oud-schepen van Rhenen, ziek te bed liggende, prelegateert aan de drie onmondige kinderen van haar nicht Neeltje Claes Moll, nl. Mechtelt, Dirck en Gijsbert van Brenck, door Cornelis Jansz van Brenck verwekt, haar huis met toebehoren op de Markt, waarin zij woont. En aan Jannigje Jans, dochter van Neeltge Claesen, aan Jan Aertsz verwekt, 100 gulden. En legateert aan Dirck Aalbertsz en Gijsbert Aelbertsz, broers, zoons van Mechtelt de Bruijn, haar overleden nicht, en aan Jacob Gijsbertsz de Bruijn en Neeltje Gijsberts de Bruijn, kinderen van zaliger Gijsbert Jacobsz de Bruijn, haar neef, 2000 gulden aan obligaties. Haar inboedel en huisraad en kleren en sieraden krijgt Dirck Ariensz x Neeltje de Bruijn, haar nicht voor ¼. En Dirck Aelbertsz en Gijsbert Aelbertsz voor ¼. En Jacob en Neeltje Gijsberts de Bruijn voor ¼ en de drie onmondige kinderen van Neeltje Mol voor ¼ deel. Zij stelt tot voogden over de onmondige kinderen Evert Budding, Jan Steck, en Drick Ariensz en Dirck Aelbertsz.