Archieven

Uw zoekacties: Gerechtsbestuur Lexmond, Achthoven en Lakerveld

539 Gerechtsbestuur Lexmond, Achthoven en Lakerveld

beacon
 
 
Inleiding
De naam Lexmond is een verbastering van het woord Laaksmond en verwijst naar de monding van het riviertje De Laak, dat bij Lexmond in De Lek uitkomt. Ook de polder Lakerveld ontleent zijn naam aan dit stroompje. De vroegste bewoning van de oeverwal van De Lek wordt over het algemeen rond het jaar 1000 gesitueerd, wanneer ook in het nabij gelegen Ameide de eerste bewoners zich vestigen. Om zich te beschermen tegen de voortdurende dreiging van het water wordt in de loop van de dertiende eeuw de bedijking van de Vijfheerenlanden en de Alblasserwaard gerealiseerd. Lexmond behoort op dat moment tot het gebied van de bisschop van Utrecht.
De eerste vermelding van Lexmond in de geschiedenis vormt de verwoesting van het dorp in het jaar 1273 door de manschappen van Floris de Zwarte, zoals beschreven in de bekende rijmkroniek van Holland door Melis Stoke. In 1330 wordt het dorp aan ridder Hubert van Vianen beleend. Wellicht dat deze Hubert ervoor heeft gezorgd dat in de eerste helft van de veertiende eeuw de toren van de aan de heilige Martinus gewijde kerk in steen wordt opgericht. Het houten schip en koor worden pas na 1350 vervangen en in de vijftiende eeuw nog verder uitgebreid. In 1791 wordt het in de kerk nog steeds nog aanwezige orgel in opdracht van de ambachtsheer door Johannes Strumphler gebouwd.
Het wapen van de gemeente Lexmond laat een zwijnshoofd zien. De afbeelding valt terug te leiden tot het wapen van Willem, heer van Lumey, die ook het 'wilde zwijn der Ardennen' werd genoemd. Ook Reinoud III van Brederode (1492-1556) en Hendrik van Brederode (1531-1568) voerden het zwijnshoofd in hun wapen. Evenals de nabij gelegen plaatsen Ameide en Vianen is Lexmond nauw verbonden geweest met het geslacht van de Brederodes. Op 5 mei 1532 wordt Reinoud van Brederode beleend met het dorp Lexmond. Hij verkreeg toen eveneens het plaatselijke slot Killesteijn, het huis tot Blomendael en een hofstede op Lakerveld, die alledrie anderhalve eeuw eerder, in 1388, aan Gijsbert, heer van Vianen en van der Goye, waren beleend. In de daaropvolgende eeuwen bleven deze bezitingen regelmatig van eigenaar wisselen. Van de genoemde gebouwen resten momenteel slechts de namen.
De geschiedenis van Lexmond, Achthoven en Lakerveld in de zeventiende en achttiende eeuw moet in feite nog geschreven worden. Veel plaatselijk onderzoek is er al verricht naar de geschiedenis van bijvoorbeeld het pand Kom Lekdijk 1, de Lexmondse korenmolen, de Hervormde kerk, de haven, het schoolonderwijs en het leven van de Lexmonder Pierre de Salve. Een overzicht van de volledige geschiedenis van Lexmond, Achthoven en Lakerveld ontbreekt echter nog.
De periode 1795-1813 betekende een breuk met het bestuurlijke verleden. De Statencolleges verdwenen, evenals het stadhouderschap, de Ridderschap en het ambt van raadpensionaris. De soevereiniteit van de gewesten werd beƫindigd en nieuwe departementen werden gevormd. Een periode van diverse grensveranderingen brak aan. In 1807 werd Holland gesplitst in twee departementen: Amstelland en Maasland. Na de inlijving bij Frankrijk in 1810 werd Maasland omgevormd tot het Departement van de Monden van de Maas.
Na de bevrijding in 1813 duurde het tot 1815 vooraleer de provincie Holland werd hersteld. De door de schout en schepenen uitgeoefende bestuurstaken waren trouwens al vanaf 1798 overgenomen door de zogenaamde 'gemeente', onder leiding van een gemeentebestuur of municipaliteit. De leden van de muncipaliteit voerden het dagelijks beheer van de gemeentelijke huishouding, maar hadden in de praktijk nauwelijks bevoegdheden. Voor zover zij nog schepen waren zorgden zij nog voor de rechtspraak. De schout was voorzitter van de municipaliteit - in de functie van maire -, maar ook nog van het schepencollege en in feite veranderde er weinig. Dit duurde tot in 1811 de schepenbanken of schoutgerechten werden opgeheven aangezien vanaf dat moment de rechtspraak een rijksaangelegenheid werd. Ook de municipaliteiten verdwenen en werden vervangen door mairies, die in veel gevallen samenvielen met de bestaande gemeenten. De vroegere schout kwam als maire aan het hoofd van de mairie te staan en werd bijgestaan door een adjunct-maire en leden van een conseil municipale. De mairie kreeg alle bestuurlijke taken opgedragen, met uitzondering van de waterstaat, die was voorbehouden aan de vroegere ambachtsbewaarders. De schout bleef hier trouwens wel de leiding houden, maar was verantwoording schuldig aan dijkgraaf en hoogheemraden. Het achttiende eeuwse ambachtsbestuur bleef dus in functie voor zover het waterstaatsaangelegenheden betrof evenals de aloude polderbesturen.
Na de slag bij Leipzig op 18 oktober 1813, die een eind maakte aan de Franse overheersing, werden de maires ontslagen. In de plattelandsgemeenten werd een schout aan het hoofd van de gemeente gesteld, terwijl de municipale raad voorlopig raad der gemeente zou heten.
De gemeente zoals wij die nu kennen begint dus in veel gevallen pas in 1813, het jaar waarin het Koninkrijk der Nederlanden een aanvang neemt. Toch worden er in de archieven uit die tijd ook veel stukken uit de jaren 1811 en 1812 aangetroffen, aangezien veel zaken die in 1811 waren gestart gewoon werden voortgezet. De registers van de Burgerlijke Stand, de gemeentebegrotingen, het repertorium van akten, die aan het recht van registratie onderworpen waren, en de registers van eigendomsovergang beginnen allen in het jaar 1811. Weliswaar zijn veel van deze series in de loop van de negentiende en twintigste eeuw naar de rijksarchiefbewaarplaatsen overgebracht, toch duiden ze erop dat de bestuurlijke verandering in 1811 groter was dan twee jaar later.
De gemeente vormde de voorloper van de gemeenten in de zin van de Gemeentewet 1851. De schout, vanaf het jaar 1825 voornamelijk burgemeester genoemd, werd in zijn taak bijgestaan door zogenaamde assessoren, die benoemd werden door de gouverneur. De gemeenteraad werd veelal nog tot 1817 als conseil municipale aangeduid. Haar leden werden benoemd door gedeputeerden en, indien het heerlijkheden betrof, zelfs op voordracht van de ambachtsheer. Vanaf 1851 stond in alle gemeenten een raad aan het hoofd, die rechtstreeks gekozen werd door de kiezers. De burgemeester werd door de koning benoemd en de wethouders werden gekozen door en uit de raad.
Geraadpleegde literatuur
J. van Dieren en G. Janssen, De hervormde kerk van Lexmond, Vianen 1980.
J. Horden Jzn, Lexmond in oude ansichten, deel 2. Zaltbommel 1987.
Het Oude Land van Brederode, Vianen, Lexmond, Ameide, Tienhoven, Meerkerk. uitgeverij J.N. Voorhoeve, Den Haag 1965.
G.H. Ter Hennepe, Schoolkrant van de O.B.S. Prinses Wilhelmna te Lexmond. Aantekeningen van het openbaar onderwijs in heden en verleden, Vianen 1988.
J.L. Terweij, 'Pierre de Salve, onderkoopman en opperhoofd van Mannar', in In het Land van Brederode 15 (1990) 1-17.
W. van Zijderveld, De Haven van Lexmond, Vianen 1981.
W. van Zijderveld, 'De Lexmondse korenmolen', in : In het land van Brederode 16 (1991) 17-24.
Geschiedenis van het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1577-1812
Plaatsnaam:
Lexmond, Achthoven, Lakerveld
Omvang:
1,36
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Herkomst:
Overheid_V
Auteur:
P.G.M. Diebels, H.J. Postema
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Wijk bij Duurstede. Toegang 539 Gerechtsbestuur Lexmond, Achthoven en Lakerveld 1577-1812
VERKORT:
NL-WbdRAZU. 539
Gevonden archiefstukken
Uw zoekterm komt niet voor in deze archieftoegang.