Ick Everard Both van der Eem, raed, rentmeester, hoff- ende thinsmeester-generael van de Domeijnen 's landts van Utrecht, doe kond allen luijden dat ick, ingevolge van haer edel mogende resolutie van dato den 15e april 1682, ten overstaen van de heren haer edel mogende gecommitteerden, verkocht hebbe aen ende ten behoeve van Jan Cornelisz van Moeswinckel een vervallen huijs ende erve voordesen gecompeteert hebbende de weduwe van Cornelis Focx, gelegen binnen Wijck bij den voornoemden Jan Cornelisz in publicque opveijlinge gekocht, om de somme van acht Carolus guldens van twintich stuijvers het stuck, mits betalende eene stuijver op ijeder gulden tot randsoen ende voorts van alles vrijs gelts volgens de conditien ende voorwaerden daervan sijnde. Ende alsoo de uijtgeloofde cooppenningen aen onsen handen sijn voldaen ende gesien dat het recht van den 40e minder off meerder penningen was betaelt, soo renuncieerden ende transporteerden wij bij desen in den name van hoog gemede haer edel mogende aen ende ten behoeve van den voornoemden Jan Cornelisz het voorschreven vervallen huijs ende erve, belovende deselve te vrijen ende waren volgens erfkoopsregt. Des ten oirconde bij ons onderteeckent op den 9e julij 1683.
E. Both van der Eem, 1683