van Hollandt ende Westvrieslandt den 3en april jonghstleden gedaen emaneeren raeckende de vorderinge vanden 200en penning van alle die geene dewelcke haar ’t zedert den laatsten december 1671 wt de hooghgemelte provintie ende desselfs gebieden hebben begeven ende haar woonplaatse elders geconstitueert,
hebben wij die gemeijne Staten vanden lande van Utrecht doen beschrijven jegens dinghsdagh den 12en junij eerstcoomende des voornoens ten negen uren inde Staten camere binnen Utrecht, uedelen versoeckende hare gecommitteerden in competenten getale ende volcomentlijck geauthoriseert mede aldaar ten dage, uijre ende fine voorschreven te willen senden. Hiermede blijft Gode bevolen, geschreven tot Utrecht den 16en maij 1677 en was geteeckent Adam van Lockhorstut tot Schoonauwen, onderstont Ter ordonnantie vande gedeputeerden van Staten ’s lants van Utrecht en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh.
Waarop ten fine als in deselve sijn gecommitteert de heeren borgemeesteren Wijckerslooth en Vonck mitsgaders den heere pensionaris Frederick Klerck.
Lunae den 25en junij 1677.
Rapporteerden den heer borgemeester Wijckerslooth, dat de heeren vande stadt van Utrecht ter vergaderinge van haar edele mogenden hadden ingebraght derselver sentiment nopende het elfde poinct van beschrijvingh raeckende het reclameeren ofte redeneeren vande lande ende huijsen bij executie wegens verschuldighde ongelden vercocht ende sijn daarop de heeren gecommitteerden ter beschrijvingh geauthoriseert omme met communicatie vande andre leden te helpen delibereeren ende te resolveeren als ten dienste vande provintie bevonden sal werden te behooren.
Ende bij den heere oudt borgemeester Klerck, syndicus deser stadt, sijnde mede gerapporteert, dat verstaan hebbende de gedeputeerden des classis van Rhenen aen haar edele mogenden de gedeputeerden vande Staten ’s lants van Utrecht requeste te hebben gepresenteert met een annexe memorie van beswaar wegens het appoinctement bij haar edele mogenden den 1en martij deses jaars verleent nopende het houden van ’t classis alhier binnen Rhenen inde maenden van junij en augustij ende dat onaengesien haar edele
