115.
Ende waerinne de requiranten niet gehouden sijn.

116.
Dat de heeren gerequireerdens anno 1680 een nieuwe impost over de requiranten hebben ingevoert.

117.
Ende geordonneert dat de tappers op ijder ton biers souden geven 5 stuivers, de brouwers vier stuivers ende de opgeseettenen drie stuivers bij den inlegh off kuijp respectivellijck te betaelen.

118.
Daer noghtans 't selve in effecte is eene verhoginge van de logiesgelden, off inpositie op't brouwen bij haer edele mogenden ingewillight.

119.
Ende welck die van Venendaell over hun district onder de naem van generale middelen altijt van uedele mogenden hebben gepaght, off in continuatie gehadt.

120.
Dat gemelte heeren regeerders boven den impost op de brandewijnen ende wateren bij uedele mogenden ingewillight ende de buurmeesteren over den dorpe van Venendaell gepaght, ijder kan brandewijn ten behoeve van de stadt nogh hebben beswaert met eene stuiver.

121.
Welcke stuiver per kan gemelte heeren regeerders bij verpaghtinge off andersintts doen innen.

122.
Ende sulx bij hun selven nogh verhogen een impost die bij de drie leden van staet is ingewillight.

123.
Sulx die van Venendaell boven alle inwoonders der stadt en steden en opgeseettenen van't plattelandt deser provintie niet de voorschreven stuiver per kan worden beswaert