Lunæ 17e augusti 1696.
Heeft den heere borgemeester Van Helder gerapporteert aenlangende het gepasseerde ter vergaderingh van staten, voorgevallen op den 14e, 22e en 25e julii jonghstlede, bestaende het voornaemste in het volgende.
Dat nae deliberatie goetgevonden was dat het 1e articule op de ordonnantie van de ontgrondinge der veenlanden, den 11e julii 1694 gearresteert, sall werden geamplieert in deser voegen, namentlijck dat in plaetse van waerborge te stellen, men van ijder mergen sall moetten betaelen 200 gulden en die t'selve niet wel soude connen bijbrengen, deselve souden mogen volstaen mits telcken reijse betalende van ijder roede slijck off bagger int vierkant die sij op't velt komen te beleggen tot hondert rijxdaelders, te voldoen voor dat den turff van't velt sall mogen werden afgevoert.
Dat mede voorgekomen was een requeste van Richard Zegers, weduwenaer van Catharina van Seijst, sijne overledene huijsvrouw, en Anna Ram, meerderjarige naegelate doghter van Arent Ram en Christina van Seijst, wonende inden dorpe van Seijst, versoeckende haer edele mogenden despensatie omme met den anderen te mogen trouwen, aengesien de voorschreven Anna Ram was sijn eerste suppliants overledene huijsvrouwen susters doghter, was hetselve requeste gestelt in handen van eenige heeren gecommitteerdens en niettemin bij de heeren van de stadt en steden overgenomen.