Memorie om aan te toonen dat de ridderhofstad ende huijse Hyndersteyn med de vierentwintig mergen lands gelegen in den gerechte van Nederlangbroek van alle oude tijden ende nu nog leenroerig zijn aan de edel mogende heeren Staten 's lands van Utrecht als een Gaasbeeks leen, dog in eenen leenbrief ende dat het tweede leen van terzijden is aangeërft, groot acht mergen, naderhand voor vrij alodiaal goed verkocht.
Staat te letten dat heer Willem van Hyndersteyn, ridder Duitscher Ordens, na doode sijns vaders Ernst van Hyndersteyn in 't jaar ons Heeren 1459 op den anderden dach in augusto bij David van Bourgoignen, bisschop 't Utrecht, beleend zijnde voor denselven over gegeven heeft een steenhuijs geheten Hyndersteyn med de hofstede daar 't op staat ende med allen sijnen toebehoren so die begrepen ende vanouts gelegen is in Nederlangbroek ende med acht mergen lands die gelegen sijn tusschen der hofstede voorgenoemd ende der Hootweteringe van den voorschreven huyse tot Hyndersteyn die als doen in 't jaar ons Heeren 1463 op den 15e dach in decembri daarmede verlijd ende verleend heeft Bernd Grawaert den eersten van dien naam.