t’Utrecht den 18^en october 1676, laeger stont Ter ordonnantie als boven en was onderteeckent J.V. Luchtenburgh, noch laeger stont de gedeputeerden vande Staten ’s lants van Utrecht, geleth op den inhouden deser verstaen ende ordonneeren, dat voortaen het jaarlijcxe classis tot Rhenen en Wijck alternatium gehouden sal worden, als de twee somer classen binnen Rhenen ende de twee winter classen binnen Wijck. Gedaen t’Utrecht den 1^en martij 1677. Noch laeger stont Ter ordonnantie als boven en was onderteeckent J  .V. Luchtenburgh.

                              Martis den 13^en meert 1677 op den rechtdagh.

Is verstaan (vermits veeltijts de rollen op de ordinaire rechtdagen onafgedaen moetten blijven ter saacke de procureurs deselve niet tijdelijck genoegh en verveerdigen tot groot naedeel vande geinteresseerde partije) omme in’t geene voorschreven te voorsien, dat deselve sal werden aengeseght ende wel scherpelijck gelast de voorschreven rollen voor de klocke thien uren te doen boven leveren sonder weder afte haelen, op pene van een gulden, bij ijder de procureurs hier van in gebreecke blijvende ofte contrarie deses doende, te verbeuren, welcke pene strictelijck sal werden geexecuteert ende tot meerder behertiginge van’t selve, dat de leden vanden gerechte selfs op de voorschreven ordinaire rechtdaegen voor die voorschreven ure haar op den stadthuijse sullen moetten laten vinden op de verbeurte van haar comparitie gelt en belangende die in de stadt sijnde geheven sonder inden gerechte te erschijnen ofte wettige redenen van excuijs te connen voorbrengen haar absenteeren, daerenboven noch sullen vervallen sijn in een breucke van verstreecken reijse, welcke vervallene penningen den substituut secretaris geordonneert wordt te ontfangen en daar van een pertinente cedulle te maacken. Presentibus omnibus excepto Klerck, syndico et scabino.