Dat inde 5e off laetste reeckening bij den cameraer Gerard Verweij over den jare 1681 gedaen bevonden sijnde, dat aen sijn selfs handen betaelt hadde twee jaren renten alsse over 1680 en 1681 van een capitael van 936 gulden 16 stuijvers, heencomende van't slot van sijn eerste reeckeningh over den jare 1677. En dat tot den jare 1686 inde betalinge van deselve renten was gecontinueert daer noghtans gebleecken is, dat den rendant bij sijne voorschreven laetste reeckeningh meerder soms als het voorschreven capitael aende stadt is schuldigh gebleven. En dat bovendien in sijne geseijde eerste reeckeningh over 1677 gedaen (daer wt dit capitael wegens het slot vandien proflueert) nogh veele posten sijn gevonden die ten tijde van't passeeren van deselve obligatie niet gesuijvert waeren. Soo is om voorschreven redenen verstaen dat de voorschreven renten indebitè sijn betaelt en dat alsulx het sloth vande vijfde off conclusive reeckeninge moet werden vergroot met de voorschreven seven jaren renten, wtmaeckende een somme van drie hondert seven en twintigh gulden 15 stuijvers 8 penningen.
Is nogh verstaen dat tot laste vanden kerckmeester Klerck blijven sall sodaene somme van drie hondert vijff en 't seventigh gulden, als denselven in sijne derde reeckeningh over 1669 in wtgift stelt als op interesse gelaten aen Jerifaes van Grootvelt wegens verschuldighde paght ter tijt toe den rendant van de resolutie in den text vande voorschreven reeckeningh gemelt en van behoorlijcke obligatie blijcken doet