Betreft ondermeer:
- schematisch overzicht ten behoeve van de inzichtelijkheid van de familierelatie tussen Eduard Petrus Ram van Schalkwijk en Margaretha de Jongh, weduwe van [Jan van] Doeijenburg, ongedateerd [eerste helft 18de eeuw];
- afschrift van een akte dd. 22 augustus 1524 waarbij Margriet Evert de Jonghendochter, weduwe van Jan van Doeijenburg, en haar kinderen Herman, Evert, Hector, Antonis, Dirck, Cornelis, Alijt en Anna van Doeijenburg, ter nagedachtenis van de op weg naar Jerusalem overleden neef Willem Baers, een vicarie stichten in de Buurkerk te Utrecht, gevestigd op een halve hoeve land te Schalkwijk, strekkend uit de Schalkwijkerwetering naar de Blokhovensewetering, met boven de erfgenamen van Floris van Jutphaas met 2 morgen land en beneden Claes Jan Gelissoensz met een viertel land (leengoed van de heer van Utrecht), waarvan de andere helft Cornelis Splintersz toebehoort;
- akte dd. 8 december 1741 waarbij Everard Vlaer verklaart dat alhoewel Eduard Joseph Ram van Schalkwijk de vicarie op naam van zijn zoon Jan Jacob Vlaer heeft gesteld, het inkomen van de vicarie blijft toebehoren aan Ram van Schalkwijk;
- ongedateerde akte waarbij Eduard Joseph Ram van Schalkwijk de Staten van Utrecht verzoekt om, gelet op het overlijden van Jan Jacob Vlaer, het bezit van de vicarie op naam van Everard Kol goed te keuren wat 22 juni 1757 gebeurt