Archieven

Uw zoekacties: Gemeentebestuur Leersum

036 Gemeentebestuur Leersum

beacon
 
 
Inleiding
1. Grondgebied
2. Bestuur en rechtspraak
036 Gemeentebestuur Leersum
Inleiding
2.
Bestuur en rechtspraak
Leersum wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde uit het archief van het kapittel van Sint Marie; een vlek in een gebied van ontginningen, Larshem, dat voorheen wellicht Laresheim, in 1350 Laersen, in 1527 Leersen en in 1625 tenslotte Leersum heet *  .
De bisschop van Utrecht en de heer van Abcoude bezaten er goederen en lenen en zij deelden de rechtsmacht. Die rechtsmacht werd uitgeoefend door een burengerecht. Deze was samengesteld uit een voorzitter, de schout die de eigenlijke rechtsheer verving, vier buren en twee landgenoten. De buren woonden ter plaatse en gebruikten het land, de landgenoten waren grondeigenaren en hoger in rang. Samen met de schout wezen zij vonnis. Zo komt in het jaar 1383 ene Albert Quint voor als scout te Leersen en in 1484 (1384?) als rechter te Leersen van den bisscops weghen van Utrecht. Albert Quint hield zich bezig met de rechtspraak, het bestuur, de belastingen en met de privé-belangen van de bisschop * 
Een gerecht in het gewest Utrecht had dus twee taken: een bestuurlijke en een rechtsprekende.
Vanwege ruzies en partijdigheid, een te grote of te kleine opkomst, werden in de 17de eeuw de burengerechten omgezet in (gekozen) schepengerechten * 
Het gezamenlijke schepengerecht Zuilenstein, Leersum en Ginkel ontstond door een overeenkomst in 1630 van stadhouder prins Frederik Hendrik met Godard van Rheede. Daarbij verkreeg de stadhouder de jurisdictie over de heerlijkheid Zuilenstein en Van Rheede die over de rest van Amerongen, waar Zuilenstein tot die tijd onder viel. Omdat Zuilenstein soo cleyn van district was dat om een schout en gerechte aldaar te stellen qualick menschen genouch wierden gevonden, kocht Frederik Hendrik in 1634 de heerlijkheid Leersum van de Staten van Utrecht, waarna ook het vrij onbeduidende Ginkel met het gerecht werd verenigd *  .
Zuilenstein, Leersum en Ginkel was een hoge heerlijkheid. Een heerlijkheid is, simpel gezegd, een rechtsgebied waar het overheidsgezag, zoals de rechtspraak en het bestuur, in particuliere handen is *  .
In een hoge heerlijkheid is de heer tevens bevoegd tot rechtspraak in lijfstraffelijke zaken, de zogeheten hoge jurisdictie. Deze was anders in handen van een bisschoppelijke functionaris, de maarschalk. Na 1530, bij de oprichting van het hof van Utrecht, werd de maarschalk opgevolgd door een ambtenaar van de staten * 
In 1798 werden de heerlijke rechten gedeeltelijk afgeschaft en in 1848 volledig. In 1848 kwam de criminele rechtspraak volledig aan het hof. Bestuurstaken en rechterlijke bevoegdheden werden strenger gescheiden en een grondvergadering van burgers koos een gemeentebestuur. Voorlopig bleven de schepencolleges nog functioneren, al dan niet in combinatie met anderen. Zo kwam Darthuizen bij Zuilenstein, Leersum en Ginkel; een samenvoeging die in 1802 weer ongedaan werd gemaakt.
De schepengerechten werden op 1 maart 1811 afgeschaft en vervangen door gemeenten en rechtbanken per kanton en arrondissement. Een organisatie die ook in andere gebieden van het Franse keizerrijk gebruikelijk was. Leersum werd ingedeeld in het kanton Rhenen en in het arrondissement Amersfoort.
Tot 1826 zetelde het gerechtsbestuur (na 1811 het gemeentebestuur) in het pand King William (deze naam heeft het huis te danken aan een logeerpartijtje van Koning-stadhouder Willem III in de toenmalige herberg). Na 1826 werden-op een onbekende locatie-kamers gehuurd, tot het huidige raadhuis kon worden betrokken *  .
De schout, die in Leersum tegen het eind van de 17de eeuw drost werd genoemd, bestuurde het gerecht met een secretaris, twee burgemeesters (wethouders) en vijf schepenen. Ook trad de schout op als gadermeester (ontvanger). De burgemeesters en schepenen betaalden niets voor hun diensten; de schout en de secretaris pachtten hun aanstellingen wel van de heer, maar daar stond natuurlijk wel wat tegenover *  .
De functie van schout (na 1827 werd de schout burgemeester genoemd) is vaak gecombineerd geweest met die van secretaris, ontvanger en burgemeester. Niet alleen van het eigen gerecht, maar ook van de gerechten Amerongen, Darthuizen, Renswoude en van de stad Utrecht. Vanaf 1832 tot 1962 heeft Leersum dezelfde burgemeester als Amerongen gehad.
Simon de Moy uit de 17de eeuw, was een wel heel veelzijdig man; hij trad op als bode/secretaris. Ook de combinatie bode/veldwachter was heel gebruikelijk. Een taak die verlicht werd doordat het gerecht in 1712 de beschikking kreeg over een gevangenis (voorzien van paal en ketting) in de kelder van King William *  .
Vóór de gemeentelijke herindeling van 1857 heeft de provincie nog met de gedachte gespeeld Leersum en Maarn samen te voegen, maar daar voelde de gemeenteraad niets voor. De bewoners van Maarn zouden meestal armlastig zijn en ook in onderwijs en kerkzaken strookten de inzichten niet.
Het gemeentebestuur had meer vertrouwen in een hereniging met Darthuizen, dat in 1857 opging in Leersum en als zelfstandige gemeente definitief ophield te bestaan *  .
3. De geschiedenis van het archief
4. Verantwoording van de inventarisatie
5. Aanwijzingen voor de gebruiker
6. Zoekgeraakte stukken

Kenmerken

Datering:
1811-1933 (1969)
Plaatsnaam:
Darthuizen, Leersum
Omvang:
55,00
Openbaarheid:
Beperkt openbaar
Soort archief:
Archieven van gemeentelijke organen
Herkomst:
Overheid_U
Auteur:
Britta Pilger. Aanvullingen door Eddy Hinders
Rechtsvoorgangers:
Gerechtsbestuur Zuilenstein, Leersum en Ginkel / Gemeentebestuur Leersum
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Wijk bij Duurstede. Toegang 036 Gemeentebestuur Leersum 1811-1933 (1969)
VERKORT:
NL-WbdRAZU. 036