007 Gerechtsbestuur Nederlangbroek
007
Gerechtsbestuur Nederlangbroek
Inleiding
Het gebied van de tegenwoordige gemeente Langbroek was 900 jaar geleden een grote woestenij. Daaraan herinnert nog de naam van het dorp: een lang(gerekt) broek of moerassig gebied. Aan dit moeras kwam een einde na de afdamming van de Rijn in 1122 bij Wijk bij Duurstede. Was voorheen de Lek een nietsbetekenend zijstroompje, nu werd dat de hoofdrivier. En de brede Kromme Rijn veranderde in een onbeduidend stroompje. Daarmee kwam het omliggende land droog te liggen.
Volgens het wildernisregaal, het koninklijk of landsheerlijk recht op de (nog niet in cultuur gebrachte) wildernissen, kwam het gebied aan de landsheer, in dit geval de bisschop van Utrecht. In de moerassen ten oosten van de Kromme Rijn gold het wildernisregaal echter niet overal. In 1126 moest de bisschop erkennen dat de rechten op Langbroek bij het Domkapittel lagen.
Vermoedelijk was toen al op de gebruikelijke manier begonnen met de ontginning. Zoals sinds de 10de eeuw gebruikelijk in het westen van het land, vond dat ook in Langbroek plaats op de manier van de 'cope', een overeenkomst tussen de landsheer en de ondernemers, waaronder geestelijken en ministerialen. De laatsten waren niet-adellijke halfvrijen die bepaalde diensten voor een heer verrichtten. Zij zijn later de adel van het Sticht geworden.
De ondernemers trokken een groep kolonisten aan die de feitelijke ontginning uitvoerden en eigenaar van een stuk grond werden. Ter erkenning van het overheidsgezag betaalden de kolonisten aan de landsheer een tijns als grondbelasting.
De ondernemers trokken een groep kolonisten aan die de feitelijke ontginning uitvoerden en eigenaar van een stuk grond werden. Ter erkenning van het overheidsgezag betaalden de kolonisten aan de landsheer een tijns als grondbelasting.
Waarschijnlijk is men begonnen met het ontginnen van het gebied ten oosten van de al daarvoor bestaande weg tussen Doorn en Cothen. Dit gebied werd de Veertighoeven genoemd, waarschijnlijk omdat men vooraf inschatte dat er veertig hoeven van zo'n 14 hectare uit konden ontstaan. Uiteindelijk bleken er 45 hoeven te komen. Het gebied ten westen van de Cotherweg heette de Dertighoeven. Dit werden uiteindelijk 33 hoeven. Ten oosten van de Veertighoeven ontstond tenslotte nog de Vijftighoeven, het latere Overlangbroek. Het meest oostelijke deel van deze ontginning werd Tienhoeven genoemd, gelegen tussen de Berwoudsgrave en de Amerongerwetering.
Voor de afwatering en ontsluiting van het gebied maakte men de Langbroekerwetering. Aan beide zijden hiervan ontstonden hoeven. Als standaardmaten voor de omvang van een hoeve werd zes voorling (ca 1250 meter) of twaalf voorling (2500 meter) aangehouden. En voor de breedte zo'n dertig roeden (ca 110 meter). Op sommige plaatsen is deze breedtemaat nog herkenbaar.
Door de plaatsing van de boerderijen vooraan op de kavels ontstond aan beide zijden van de Langbroekerwetering een min of meer losse lintbebouwing. In de Veertighoeven ontstond op het kruispunt van de Cotherweg en de wetering een nederzetting: Nederlangbroek. Voor een kerk was al bij de ontginning een plaats gereserveerd. Bij de kerk en de bijbehorende brink ontwikkelde zich gaandeweg een dorpje. Deze kerk is waarschijnlijk nog in de 12de eeuw als dochterkerk van Doorn gesticht. Tussen 1333 en 1337 ontstond de parochie Overlangbroek. Ook hier kwam een kerk.
Uit een van de stukken in het archief van het Gerechtsbestuur Nederlangbroek, 1775-1812 (7), inv. nr 8) blijkt dat Nederlangbroek in 1553 nog een burengerecht was. Er was nog geen eigen rechtbank met schepenen. Dit veranderde pas aan het begin van de 17de eeuw. Overlangbroek kreeg in 1616 zijn eigen schepenbank.
Er is weinig aan stukken bewaard gebleven van de gerechtsbesturen van Nederlangbroek en Overlangbroek.
Er is weinig aan stukken bewaard gebleven van de gerechtsbesturen van Nederlangbroek en Overlangbroek.
Van Overlangbroek is nog het meeste bewaard gebleven. Hiervan resteren stukken over het afleggen van de eed door schout Wouter van Dam, stukken over een aantal schepenverkiezingen, twee akten van indemniteit, drie delen met gerechtsnotulen en een behoorlijk aantal belastingregisters. Op basis hiervan is een redelijk beeld te geven van dit dorp in de 17de en 18de eeuw.
Anders ligt dit voor Nederlangbroek. Los van opnieuw drie delen met gerechtsbesluiten, resteren ons slechts één akte van indemniteit en enkele belastingaanslagen. De rest is op een onbekende wijze en onbekend tijdstip verloren gegaan.
Anders ligt dit voor Nederlangbroek. Los van opnieuw drie delen met gerechtsbesluiten, resteren ons slechts één akte van indemniteit en enkele belastingaanslagen. De rest is op een onbekende wijze en onbekend tijdstip verloren gegaan.
laatste wijziging 18-10-2021
17 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 659 bestanden
Inventaris
7 Verzoek van de eigenaar van de hofstede Vossestein onder Doorn aan de Staten van Utrecht, z.j. (ca 1758)
ca. 1758: Aan de edel mogende heeren staten 's lands van Utrecht,
Geeft seer klagelijk te kennen den ondergeschreven eijgenaar en bruijker van een hofstede genaamt Vossestijn, gelegen onder den gerechte van Doorn, naast de bidder hofstad Moersberge dat in maart 1757 door den schout Goudoever aan het gerecht is voorgedragen sekere resoluut waarbij van hetselve gerequireert wierd bericht of namentlijk bij hun eenige bedenkelijkheijd soude vallen waarom het heijveld door den heer van Giesenburg van haar edel mogende versogt niet soude konnen worden toegestaan ter lengte van 400 roeden.
Dat dese propositie in serieuse overweging genomen sijnde het gerecht, waarvan den suppliant een medelid is, in grote verlegentheid is geraakt willende aan de eene kant gaarne haaren ambachtsheer plaisier doen en aan de andere kant door eed en plicht verbonden sijnde het gemeene best van het dorp te behartigen het laaste als het gewigstigste hun om het groot nadeel ter velde haar voor quaam dat een ieder daar door komt te lijden heeft wederhouden te dier tijd tot eenige conclusie te komen maar doen goevinden daar mede te wagten tot dat voorseijde lengte door ieder van hun soude wesen op genoomen.
Dat sedert de tijt van ruijm seven maanden verlopen sijnde sonder dat van eenigt vervolg van dese saak vernomen hadde sig in het vast vertrouwen gebragt dat haaren ambachtsheer die sij als hunnen vader en voorstander aanmerkten door den schout onderrigt sijnde van de gestelthijd der saeke en de grote verlegentheid waarin het gerecht sig bevond van sijn voornemen goed ganstelijk hadde afgesien.
Geeft seer klagelijk te kennen den ondergeschreven eijgenaar en bruijker van een hofstede genaamt Vossestijn, gelegen onder den gerechte van Doorn, naast de bidder hofstad Moersberge dat in maart 1757 door den schout Goudoever aan het gerecht is voorgedragen sekere resoluut waarbij van hetselve gerequireert wierd bericht of namentlijk bij hun eenige bedenkelijkheijd soude vallen waarom het heijveld door den heer van Giesenburg van haar edel mogende versogt niet soude konnen worden toegestaan ter lengte van 400 roeden.
Dat dese propositie in serieuse overweging genomen sijnde het gerecht, waarvan den suppliant een medelid is, in grote verlegentheid is geraakt willende aan de eene kant gaarne haaren ambachtsheer plaisier doen en aan de andere kant door eed en plicht verbonden sijnde het gemeene best van het dorp te behartigen het laaste als het gewigstigste hun om het groot nadeel ter velde haar voor quaam dat een ieder daar door komt te lijden heeft wederhouden te dier tijd tot eenige conclusie te komen maar doen goevinden daar mede te wagten tot dat voorseijde lengte door ieder van hun soude wesen op genoomen.
Dat sedert de tijt van ruijm seven maanden verlopen sijnde sonder dat van eenigt vervolg van dese saak vernomen hadde sig in het vast vertrouwen gebragt dat haaren ambachtsheer die sij als hunnen vader en voorstander aanmerkten door den schout onderrigt sijnde van de gestelthijd der saeke en de grote verlegentheid waarin het gerecht sig bevond van sijn voornemen goed ganstelijk hadde afgesien.
007 Gerechtsbestuur Nederlangbroek
Inventaris
7 Verzoek van de eigenaar van de hofstede Vossestein onder Doorn aan de Staten van Utrecht, z.j. (ca 1758)
ca. 1758: Aan de edel mogende heeren staten 's lands van Utrecht,
Geeft seer klagelijk te kennen den ondergeschreven eijgenaar en bruijker van een hofstede genaamt Vossestijn, gelegen onder den gerechte van Doorn, naast de bidder hofstad Moersberge dat in maart 1757 door den schout Goudoever aan het gerecht is voorgedragen sekere resoluut waarbij van hetselve gerequireert wierd bericht of namentlijk bij hun eenige bedenkelijkheijd soude vallen waarom het heijveld door den heer van Giesenburg van haar edel mogende versogt niet soude konnen worden toegestaan ter lengte van 400 roeden.
Dat dese propositie in serieuse overweging genomen sijnde het gerecht, waarvan den suppliant een medelid is, in grote verlegentheid is geraakt willende aan de eene kant gaarne haaren ambachtsheer plaisier doen en aan de andere kant door eed en plicht verbonden sijnde het gemeene best van het dorp te behartigen het laaste als het gewigstigste hun om het groot nadeel ter velde haar voor quaam dat een ieder daar door komt te lijden heeft wederhouden te dier tijd tot eenige conclusie te komen maar doen goevinden daar mede te wagten tot dat voorseijde lengte door ieder van hun soude wesen op genoomen.
Dat sedert de tijt van ruijm seven maanden verlopen sijnde sonder dat van eenigt vervolg van dese saak vernomen hadde sig in het vast vertrouwen gebragt dat haaren ambachtsheer die sij als hunnen vader en voorstander aanmerkten door den schout onderrigt sijnde van de gestelthijd der saeke en de grote verlegentheid waarin het gerecht sig bevond van sijn voornemen goed ganstelijk hadde afgesien.
Geeft seer klagelijk te kennen den ondergeschreven eijgenaar en bruijker van een hofstede genaamt Vossestijn, gelegen onder den gerechte van Doorn, naast de bidder hofstad Moersberge dat in maart 1757 door den schout Goudoever aan het gerecht is voorgedragen sekere resoluut waarbij van hetselve gerequireert wierd bericht of namentlijk bij hun eenige bedenkelijkheijd soude vallen waarom het heijveld door den heer van Giesenburg van haar edel mogende versogt niet soude konnen worden toegestaan ter lengte van 400 roeden.
Dat dese propositie in serieuse overweging genomen sijnde het gerecht, waarvan den suppliant een medelid is, in grote verlegentheid is geraakt willende aan de eene kant gaarne haaren ambachtsheer plaisier doen en aan de andere kant door eed en plicht verbonden sijnde het gemeene best van het dorp te behartigen het laaste als het gewigstigste hun om het groot nadeel ter velde haar voor quaam dat een ieder daar door komt te lijden heeft wederhouden te dier tijd tot eenige conclusie te komen maar doen goevinden daar mede te wagten tot dat voorseijde lengte door ieder van hun soude wesen op genoomen.
Dat sedert de tijt van ruijm seven maanden verlopen sijnde sonder dat van eenigt vervolg van dese saak vernomen hadde sig in het vast vertrouwen gebragt dat haaren ambachtsheer die sij als hunnen vader en voorstander aanmerkten door den schout onderrigt sijnde van de gestelthijd der saeke en de grote verlegentheid waarin het gerecht sig bevond van sijn voornemen goed ganstelijk hadde afgesien.
Datering:
ca. 1758
laatste wijziging 18-10-2021
laatste wijziging 18-10-2021
17 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 659 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1553) 1775-1812
Plaatsnaam:
Nederlangbroek
Omvang:
0,40
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Soort archief:
Archieven van gemeentelijke organen
Herkomst:
Overheid_W
Auteur:
H.J. Postema
Rechtsvoorgangers:
Gemeentebestuur Langbroek
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Wijk bij Duurstede. Toegang 007 Gerechtsbestuur Nederlangbroek (1553) 1775-1812
VERKORT:
NL-WbdRAZU. 007
VOLLEDIG:
Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Wijk bij Duurstede. Toegang 007 Gerechtsbestuur Nederlangbroek (1553) 1775-1812
VERKORT:
NL-WbdRAZU. 007
Categorie:
laatste wijziging 18-10-2021
17 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 659 bestanden