z.j.: VERVOLG.
Ten 2. Dat dien volgens de schoolen moghen werden bekleet niet alleen met geleerde ende verstandighe meesters maer oock ten voorsten met geschickte ende godtsalige personen die in alle neersticheijt den kinderen onderwijsende ende met haer goet ende godtsalich exemple voorlichtende metterdaet moghen doen blijcken dat sij tot sulck een wichtighen ampt sijn gequalificeert.
Ten 3. Dat de schoole deser stede nu meer als te ruijmen tijt herwaerts met soodanich eenen meester niet en is voorsien geweest maer integendeel met een persoon die voor soo veel als sijne onderwijsinghe in de goede letteren aengaet met waerheijt sich niet en kan beroemen van een eenich kint soo onderwesen te hebben als het betaemt voornamelijck in de Latijnsche tale. Ende wat aengaet sijne onderwijsinge in eenighe ende geschickte manieren de schandelijcke moetwillicheijt van de jonckheijt hier ter plaetse heeft al voor eenige jaren openbaerlijck betuijcht dat daerinne gansch gene devoiren werden aengewent waeromme dat niet alleen verscheijdene eerlijcke lieden zijn genootsaeckt geweest ende noch sijn haere kinderen tot merckelijcke kosten elders te besteden maer oock selfs uw edele achtbaerheden gedrongen worden tot alle bij-schoolen door de vingeren te sien.