Archieven

Uw zoekacties: Gemeentebestuur Leerdam

532 Gemeentebestuur Leerdam

beacon
 
 
Inleiding
Bij keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 werd Schoonrewoerd als afzonderlijke gemeente van het voormalige graafschap Leerdam gescheiden. Zij was reeds van 1795-1806 zelfstandig. In het laatste jaar werd zij echter weer met Leerdam tot één gemeente verenigd.
Het bestuur van de gemeente bestond uit een conseil municipal en een maire. In het systeem van straffe centralisatie behoorde tot de taak van de conseil municipal het verstrekken van adviezen aan de maire, die op zijn beurt volkomen ondergeschikt was aan het centraal gezag, zeg maar de prefect.
Ingevolge Koninklijk Besluit van 9 oktober 1816, waarbij de bestuursinrichting van plattelandsgemeenten werd geregeld, trof men in Leerdam aan een gemeenteraad en een schout, terwijl twee raadsleden als assessoren optraden. De benoeming van de leden van de gemeenteraad had plaats door Gedeputeerde Staten. De aanstelling van de schout geschiedde door de Koning. De bevoegdheid van de bestuursorganen onderging weinig verandering. Van autonomie was zo goed als geen sprake.
Op 23 juli 1825 kwam een reglement tot stand waarin de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de besturen van de plattelandsgemeenten werd geregeld. In de wijze van verkiezing van de schout, nu burgemeester genoemd, en van de gemeenteraad kwam volgens dit reglement geen verandering. Het bestuur werd gevoerd door een gemeenteraad, een burgemeester en burgemeester en assessoren. De raad en het college van burgemeester en assessoren hebben ons van die tijd af regelmatig notulen nagelaten. Als bijzonderheid zij hier vermeld dat de secretaris werd benoemd door de Koning terwijl de ontvanger door Gedeputeerde Staten werd aangesteld.
Inmiddels was de politieke belangstelling van de burgerij toegenomen, niet alleen landelijk maar ook plaatselijk. Deze uitte zich in een verlangen om te komen tot een gemeentelijke bestuurshervorming. Niettemin heeft de bestaande bestuursorganisatie zich weten te handhaven tot 1851, in welk jaar de gemeentewet tot stand kwam, de grondslag leggend voor een bloeiender gemeentelijk leven.
Voor de geschiedenis van dit archief en een uitgebreide inleiding zij verwezen naar de vorige versie van deze inventaris.
Een aantal stukken is niet openbaar. Dit is in de inventaris aangegeven.
Stukken uit dit archief kunnen worden aangevraagd door vermelding van de naam van het archief en het archiefbeheersnummer tussen ronde haken:
- Gemeentebestuur Leerdam, 1812-1931 (532);
- het of de inventarisnummers van de stukken.
Inventaris
3. Gedeponeerde archieven
3.9. Archief van de diaconie-armen van de hervormde gemeente
532 Gemeentebestuur Leerdam
Inventaris
3. Gedeponeerde archieven
3.9.
Archief van de diaconie-armen van de hervormde gemeente
Datering:
, 1821-1853
Aanvankelijk was er in Leerdam een gasthuis en een diaconie van de Hervormde gemeente, respectievelijk genaamd de grote en kleine armen. Deze toestand bleef gehandhaafd tot 1766. Het gasthuis geraakte in financiële moeilijkheden o.a. door de daling van de waarde van de landerijen als gevolg van talrijke overstromingen. Om uit de impasse te geraken werd in 1766 tussen de gasthuismeesters en de kerkenraad van de Hervormde gemeente, onder goedkeuring van de president, raden en rekenmeesters der domeinen van de Prins van Oranje d.d. 4 december 1766 een overeenkomst getroffen.
Deze overeenkomst behelsde o.m. dat de destijds aan het gasthuis toebehorende goederen aan de genoemde diaconie in eigendom werden overgedragen op grond van het feit, dat de gasthuismeesters een som van f 4.500,- schuldig waren, terwijl de noemde goederen bezwaard waren met een som van f 3.500,-. De diaconie heeft toen de zorg voor de grote armen op zich genomen, die waarschijnlijk wel bijna allen tot de Hervormde godsdienst behoord zullen hebben.
Door de grote toeneming van het aantal armen omstreeks 1850 was de diaconie genoodzaakt geworden subsidie te vragen aan het gemeentebestuur in de kosten van ondersteuning. Bovendien had de kerkenraad reeds meerdere malen de wens te kennen gegeven te komen tot een oplossing voor het armenprobleem, daar de diaconie zich geplaatst zag voor het feit dat een groot aantal niet-Hervormden om ondersteuning aanklopte. Als resultaat van de onderhandelingen werd door de gemeenteraad bij besluit van 12 november 1853, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 7 december d.a.v. de zorg voor de algemene armen met ingang van 1 januari 1854 aan de gemeente getrokken. Voorts gingen 10 woningen aan de Hoogstraat (Gasthuissteeg) en een aantal cijnzen en erfpachten aan de gemeente over. Het land en een inschrijving op het grootboek der nationale schuld bleven eigendom van de diaconie.
Van de scheiding werd een overeenkomst opgemaakt, die op 12 januari 1855 gesloten werd tussen burgemeester en wethouders en de kerkenraad van de Hervormde gemeente. Men zie verder de toelichting in de inleiding van het archief van het burgerlijk armbestuur van 1854-1872. De hierna geïnventariseerde bescheiden hebben betrekking op de diaconie als orgaan voor de openbare onderstand.

Kenmerken

Datering:
1812-1931
Plaatsnaam:
Leerdam
Omvang:
54,4
Openbaarheid:
Beperkt openbaar
Herkomst:
Overheid_V
Auteur:
N.N.
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Wijk bij Duurstede. Toegang 532 Gemeentebestuur Leerdam 1812-1931
VERKORT:
NL-WbdRAZU. 532