Houten en 't Goy

Gepubliceerd op 5 april in Verleden.

Graven

De Utrechtse bisschop vluchtte tijdens de periode van de invallen van de Noormannen naar Deventer. Daar stelde hij ergens tussen 885 en 896 een goederenlijst op van de bisschoppelijke bezittingen die hij in het Sticht bezat. In deze lijst wordt Houten (‘villa Haltna’) genoemd. Bijzonder is dat ook vermeld wordt dat het dorp met kerk geschonken is door ‘Herlulfus’. Men vermoedt dat dit een Latijnse schrijfwijze is van Gerulf die graaf was en uitgebreide goederen bezat. Hij speelde een rol in het verdrijven van de Noormannen door de leider Godfried te vermoorden. De vermelding van een kerk maakt Houten tot een van de eerste nederzettingen in het Kromme-Rijngebied met een kerk. De aanwezigheid van de Noormannen had de machtstructuren doen verschuiven. Rond 900 was de nieuwe gouw Opgooi ontstaan, die het Kromme-Rijngebied inclusief Houten en ’t Goy omvatte. Deze gouw werd door lokale heren bestuurd, maar hun macht werd langzaam afgebroken ten gunste van de Utrechtse bisschop Toen de gouw overging in een graafschap begin elfde eeuw, was de macht van de graaf van Opgooi al beknot en ondergeschikt gemaakt aan die van de bisschop. Begin twaalfde eeuw was het graafschap waarschijnlijk al opgeheven. De graven van Opgooi noemen zich heren van Goye en bouwden in de tiende eeuw een kasteel in het huidige Goysedorp. Het was een houten versterking op een kunstmatige heuvel. Het kasteel werd versteend en raakte diverse malen betrokken in oorlogen; eind vijftiende eeuw verdween het na jaren van verval. Bij het kasteel ontwikkelde zich een dorpje dat Oostrum werd genoemd, maar die naam werd in de dertiende eeuw verdrongen door de naam van het kasteel, Ten Goye/’t Goy. Na het opheffen van het graafschap bleven de heren van Goye zich echter roeren om hun verloren machtspositie niet verder te laten afkalven. Tevergeefs: in 1317 werd de laatste Van Goye onthoofd.

Ontginning

Houten en ’t Goy liggen op de Houtense Stroomrug. De lagere gronden werden vroeger niet benut en waren wildernis. Daar kwam na 1122 verandering in. De afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in dat jaar maakte mogelijk de laaggelegen broeklanden te ontginnen. Omstreeks 1130 sloot de Utrechtse bisschop een zogenaamd cope-contract af met verschillende partijen om onder andere de huidige polder Vuilkoop (Vuylcope) te ontginnen. Vuilkoop werd ook aangeduid met Schonauwen (vanaf 1261), naar de uithof die de abdij van Mariënwaard in de ontginning bezat. De abdij droeg het leengoed over aan de heer van Culemborg, die er weer een achterleen van maakte. Bij dit leen werd een huis gebouwd dat Schonauwen ging heten. Een huis genaamd Vuylcoop werd net buiten de ontginning gebouwd in de ontginning Waalseveld in Tull en ’t Waal.

De voorgevel van het landhuis Wickenburgh, 1913. Cat.nr. 40006
De voorgevel van het landhuis Wickenburgh, 1913. Cat.nr. 40006
Gedeelte van het Plein met café Dorpzicht, Houten 1925. Cat.nr. 40291
Gedeelte van het Plein met café Dorpzicht, Houten 1925. Cat.nr. 40291
Gerechten en gemeenten

Het gerecht of de ambachtsheerlijkheid Houten en ’t Goy was in de dertiende en begin veertiende eeuw in handen van de heren van Goye. Die hadden het in leen van de heren van Cuyck, die op hun beurt weer leenhulde schuldig waren aan de bisschop van Utrecht. Dat de heren van Goye dit leen bezaten, had te maken met hun oude rechten als graaf van Opgooi, waarvan dit leen waarschijnlijk de kern was. De hoge jurisdictie was in handen gebleven van de bisschop bij een herschikking van de rechten. Na de gewelddadige dood van de laatste Van Goye in 1317 gaan de hoge- en lage heerlijkheid naar het geparenteerde geslacht Van Vianen. De heer van Vianen verkocht het gerecht in 1397 aan de heren van Abcoude. De laatste heer van dit geslacht moest na een mislukte coup bijna al zijn Stichtse lenen aan de Utrechtse bisschop teruggeven en in 1459 kwam de volledige jurisdictie van Houten bij de bisschop terecht. Via keizer Karel V en zijn zoon Philips II kwam het gerecht aan de Staten van Utrecht. Onder keizer Karel V werd het schepenrecht ingevoerd. In 1714 werd het van de hand gedaan aan een particulier die zich voortaan ambachtsheer mocht noemen en het bestuur mocht bepalen via de benoeming van vrijwel alle publieke beroepen. Het bezit van het gerecht Schonauwen verliep via de abdij van Mariënwaard die het in volle eigendom had. Mariënwaard gaf het in leen uit aan de heer van Culemborg en sindsdien was het verbonden aan het huis van Culemborg. Het huis en gerecht werden in 1727 gescheiden en verkocht. Ten noordoosten van de bovengenoemde gerechten lag een cluster van kleine gerechten die later onderdeel zijn gaan vormen van de gemeente Houten. Het betrof De Grote en Kleine Koppel, Oud Wulven en Waijen, Slagmaat, Heemstede, Wulven, De Geer of Ruemsthofstede. De meeste waren ooit bezit geweest van de bisschop of van een kerkelijke instantie en kwamen uiteindelijk in particuliere handen. Na 1798 werden de gerechten omgevormd tot gemeenten die alleen nog bestuurlijke en uitvoerende taken had. Na enig gehussel met de gerechten ontstond in 1818 de gemeente Houten die de oude grenzen van het gerecht Houten en ’t Goy bezat. In 1858 kwamen daar Schonauwen en Oud Wulven bij. In 1962 werden de gemeenten Schalkwijk en Tull in ’t Waal bij Houten gevoegd.

Economie

Eeuwenlang vormden landbouw en veeteelt de spil van de economie. Vrijwel iedereen was op een of andere manier bij het boerenbedrijf betrokken. Het hoofdaccent lag op akkerbouw. Op de lagere gronden vond na inklinking van de grond beweiding plaats of deze werd als hooiland benut. Vanaf het einde van de negentiende eeuw ging men zich steeds meer toeleggen op vee- en fruitteelt. Handel en nijverheid was gericht op de plaatselijke bevolking. De industriële bedrijvigheid bestond vooreerst uit molens, die verspreid over het Houtense gebied lagen. In de twintigste eeuw kwam kleinschalige industrie op gang, maar met de vorming van groot Houten werd de bedrijvigheid in de jaren zeventig grootschaliger. Speciale bedrijventerreinen werden aangelegd om overlast veroorzakende bedrijven uit de groeikern te houden. De enorme toename van de bevolking bracht Houten in het vizier als vestigingsplaats van bedrijven. Het dominante aandeel van de agrarische sector in de economie was hiermee verleden tijd.

Ontwikkeling nederzettingen

Bij de kerk van Houten ontstond een kerkbrink, een dorpsplein waar belangrijke wegen samenkwamen. Hier concentreerde zich de bebouwing, waar langzaam verdichting plaats vond, maar niet in die mate dat er sprake was van aaneengesloten bebouwing. Tot in de negentiende eeuw behield het dorp Houten zijn middeleeuwse structuur. De kom telde in 1840 45 huizen. In 1875 en 1883 werden aan de brink respectievelijk een gemeentehuis en lagere school gebouwd. Buiten de kom aan een uitvalsweg verrees een nieuwe katholieke kerk. Verdere uitbreiding vond plaats als lintbebouwing langs de uitvalwegen. In 1944 werd het centrum deels verwoest door een bombardement. Na WO II werd de groei geleid met behulp van een stedenbouwkundig plan. De bouw van nieuwe wijken liep in pas met de landelijke trend en leidde tot centrumvorming met de aanleg van nieuwe straten. In de jaren zeventig werd Houten aangewezen als groeikern. Dit leidde tot een explosieve expansie van het dorp met een zandlopervormige plattegrond van het bewoningsgebied tussen de rondweg. In het kasteeldorp Oostrum, dat ’t Goy ging heten, werd een kerk gesticht. Het verdwijnen van het kasteel eind vijftiende eeuw had weinig invloed op de ontwikkeling van de nederzetting. De status quo bleef gehandhaafd. De kerk werd na 1581 ingericht voor de hervormden, maar leidde een kwijnend bestaan. In het tweede kwart van de achttiende eeuw werd deze niet meer gebruikt. Dit had wel gevolgen: het toch al geringe aantal huizen in het dorp slonk met de helft. In 1866 kregen de katholieken van ’t Goy een nieuwe kerk. Deze werd 700 meter ten oosten van het dorp gebouwd en leidde tot het ontstaan van een nieuwe kern met ook de naam ’t Goy. Oud Goy wordt daarom tegenwoordig ’t Goysedorp genoemd. In de negentiende en twintigste eeuw groeide Oud Goy als lintbebebouwing om het oude kasteelterrein verder. Nieuw Goy werd met enkele kleine wijken uitgebreid om de kern leefbaar te houden. Schonauwen bestond uit verstrooid liggende boerderijen en huizen langs de Houtensewetering. In de loop der tijd vond enige verdichting plaats. Maar tot op heden is het open karakter behouden gebleven. Binnen Houten zijn ook middeleeuwse nederzettingen geweest die zijn verdwenen of nooit verder gekomen zijn dan enkele verspreid liggende huizen. Verdwenen zijn Loerik, Tuur, Lanthem en Westrum. Westrum was een tegenhanger van Oostrum (‘t Goy) en op de plek van de nederzetting ontstond het huis/de buitenplaats Wickenburgh.