Kwalijke feiten

Gepubliceerd op 19 februari 2024 in Verhalen.

Het is midden in de nacht tussen 20 en 21 maart 1750. Ergens in de buurt van de veldpoort van Wijk bij Duurstede verstoren drie mensen de stilte van de nacht. Er wordt ingebroken in het huis van de 84 jaar oude Elisabeth Koot. In de morgen worden door een buurman de schepenen van de stad op de hoogte gebracht van een moord. Mevrouw Koot is, met een bebloede ijzeren staaf die is aangetroffen bij de achterdeur van haar huis, die nacht doodgeslagen. De stadschirurchijn van Wijk vindt na het lichaam te hebben onderzocht meerdere wonden op haar hoofd. De hoofdofficier van justitie en een vijftal schepenen stellen onderzoek in. Buren worden ondervraagd, maar niks wordt verder aangetroffen. Bij gebrek aan verdere onderzoeksmogelijkheden wordt al snel een som geld belooft aan diegenen die iets van de moord af zouden kunnen weten.[1]

[1] RAZU, Archieven van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede (Toeg.067), Inv.nr. 4: Gerechts Secrete Resolutien 1749-1752, pag. 11-18 (vergaderingen 21-22 maart 1750)

Gezicht op de Veldpoort te Wijk bij Duurstede, archieftoegang 238
Gezicht op de Veldpoort te Wijk bij Duurstede, archieftoegang 238

In het archief is een brief terug te vinden aan het gerecht van zo’n tien dagen na de moord. De meester rademaker (bouwer van wielen etc.) van Wijk, een zekere Willem van Straetsburger, klaagt in de brief dat hij onterecht voor een moordenaar wordt uitgemaakt door de meester hoefsmid van de stad: Tienis van Oorschot. Van Straetsburger schrijft dat de Hoofdofficier al had geoordeeld dat de aanklacht:

zijn van de allergrofste Hoon en Injurien die voor den suppliant (van Straetsburger) (…) ten eeuwigen daage voor zijne nakomelingen on-uitwisslijk zijn. (…) De suppliant wil niet graag voor zijn en zijne nakomelingen voor een moordenaar te boek (…) staan’.[1]

De lasterzaak tussen van Straetsburger en van Oorschot neemt het proces voor een paar maanden compleet in beslag. Er worden getuigen gehoord en de deurwaarder van de stad, Jan Vige, gaat in opdracht van van Straetsburger op 5 april 1750 op bezoek bij huize van Oorschot. Hij ontdekt dat de zoon van Van Oorschot inderdaad heeft gehoord:

dat tinis van oorschot heeft geseijdt dat heij [er] de doodt op staerven wouw dat hij het eijsser (moordwapen) kende en oock (…) de doodt op sterven wil dat stradtborger (van Straetsburger) [het] gedaen heeft’.[2]

[1] RAZU, Archieven van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede (Toeg.067), Inv.nr. 6: Protestbrief van Willem van Straetsburger aan het gerecht extraordinaris van Wijk bij Duurstede.

[2] RAZU, Archieven van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede (Toeg.067), Inv.nr. 4: Gerechts Secrete Resolutien 1749-1752, pag. 60 (Brief van Jan Vige, 5 april 1750).

Gezicht op de Markt van Wijk bij Duurstede met stadhuis en kerk, archieftoegang 238
Gezicht op de Markt van Wijk bij Duurstede met stadhuis en kerk, archieftoegang 238

De hoofdofficier van justitie, die duidelijk belangrijkere dingen te doen had, is het gekibbel tussen van Straetsburger en van Oorschot zat. Het proces is vastgelopen en op 3 juli ondervraagt hij beide mannen. Van Oorschot had in al die maanden ontkent dat hij van Straetsburger heeft beschuldigd, tegelijkertijd bleef van Straetsburger klagen bij het gerecht. En ondanks dat de druk op van Oorschot flink wordt verhoogd komt er geen schot in de zaak. Van Oorschot blijft met een resoluut ‘neen’ zijn beschuldigen jegens van Straetsburger ontkennen.[1] Op 20 Juli dient de vrouw van Hendrik van Oorschot (familie van Tienis) een aanklacht tegen van Straetsburger in. Blijkbaar was hij dusdanig boos geworden dat hij op een nacht naar het huis van van Oorschot is gestormd met een bijl, waar hij schreeuwde:

‘Tienis van Oirschot! Komt er uit! Hier is de moordenaar nu, want gij zegt dat ik ’t gedaen heb!’[2]

In het hele procesdossier zijn de verslagen van van Straetsburgers nachtelijke tirade de laatste getuigenverklaringen die zijn overgebleven. Alle mogelijke daders bleken onschuldig en het proces lag stil. Toch houdt hier het verhaal niet op, want op 23 september 1750 worden drie mensen op ‘de plaats waar men het gewoon is justitie te doen’ geëxecuteerd.[3] De echte daders hadden bekend. Het waren de 66 jaar oude Cornelis Pieterszoon van Kempen met zijn stiefdochter Berendina van Ham en haar vriend Hendrik Vink. De drie wilden Elisabeth Koot bestelen omdat zij arm waren en waarschijnlijk ook omdat Berendina in augustus een kind had gekregen. Waarom zij haar vermóórd hebben is niet bekend. Wel is bekend dat het Cornelis was die de oude Elisabeth heeft gedood. Hij wordt daarvoor uiteindelijk geradbraakt op een wiel dat waarschijnlijk door van Straetsburger gemaakt is. [4]

[1] Ibid., pag. 27-28 (Vergadering, 3 Juli 1750).

[2] Ibid., pag. 30-31 (Ondervraging Dirkje van Amerongen, huisvrouw van Hendrik van Oorschot, 20 Juli 1750)

[3]RAZU, Archieven van het Stadsgerecht Wijk bij Duurstede (Toeg.067), Inv.nr. 3: Register van Sententies 1730-1810.

[4] Ibid., Specifiek onder Cornelis Pietersz. van Kempen, 23-09-1750.